Professor Boudewijn Bouckaert (Lijst Dedecker) wordt binnen twee maanden 65 jaar. Hij stelde op 10 mei 2012 een parlementaire vraag aan onderwijsminister Pascal Smet. Hij vindt aan dat de pensioenleeftijd naar omhoog moet voor professoren aan universiteiten en hogescholen, zodat ze zoals de federale ambtenaren ook na hun 65ste kunnen blijven werken. In de komende 10 jaar gaan er namelijk 1162 docenten en professoren met pensioen, die dus moeten vervangen worden, en volgens Bouckaert is dat een groot probleem.
Gepensioneerde proffen (emeriti) kunnen nu al onbezoldigd verder werken tot hun 70ste, in het statuut van “emeritus met opdracht”. Ze krijgen daarbij alle faciliteiten verbonden aan een actief personeelsstatuut, en kunnen blijven lesgeven, co-promotor zijn van doctoraatsthesissen en masterproeven, onderzoek uitvoeren, enzovoort. Zonder formele opdracht kunnen ze nog tot hun 75ste onderzoek blijven doen, inclusief eigen werkingskrediet. Op eigen initiatief kunnen ze ook daarna nog blijven verderwerken en gebruik maken van de algemene faciliteiten, zonder leeftijdsgrens. Ze worden daar echter niet voor betaald (behalve natuurlijk hun pensioen).
Boudewijn Bouckaert zou echter graag zijn volledig proffenloon houden, en ergert zich eraan dat hij binnenkort “gratis en voor niks” verder zal moeten lesgeven omdat hij geen geschikte opvolger kon vinden — er voldeed maar één kandidaat aan de vereisten en die is in een proefles “afgegaan als een gieter” (je kan je trouwens de vraag stellen wie daar voor verantwoordelijk is). Blijkbaar is een proffenpensioen, gecumuleerd met een parlementaire wedde, niet genoeg voor Prof. Bouckaert.
Op dit moment (VLIR telling 1 februari 2011) zijn er aan de Vlaamse universiteiten 4361 professoren (2700 in voltijdse eenheden) tewerkgesteld. Daarnaast zijn er 8646 werknemers (8037 VTE) die een doctoraat voorbereiden en 3264 (2819 VTE) post-docs — en dat is dan nog zonder de praktijkassistenten en het hogeschoolpersoneel gerekend.
Er zijn dus minstens een 10.000-tal jonge onderzoekers die in de komende 10 jaar zouden kunnen doorgroeien tot professor, als er tenminste plaatsen zouden zijn voor hen. Daarnaast kunnen er natuurlijk ook buitenlandse onderzoekers worden aangetrokken. Zelfs als Pascal Smet zijn beloftes zou nakomen en er middelen bijkomen voor 1000 extra proffen, en de huidige pensioenleeftijd behouden blijft, dan zullen er nog steeds minder dan 20% van de jonge onderzoekers hun academische carrière kunnen verderzetten. Dat is in mijn ogen een bedroevend laag percentage. Met dergelijke loopbaanperspectieven is het eigenlijk een wonder dat er überhaubt nog mensen aan een academische carrière willen beginnen.
Minister Smet kon de argumentatie van Prof. Bouckaert wel smaken, en gaat er werk van maken. Hij stelt dat er “geen effect van verdringing” zal zijn omdat hij bijkomende middelen gaat voorzien. Dat is een vreemde redenering: door de ouderen langer te laten werken zullen wel degelijk de jongeren “verdrongen” worden. In plaats van 8 op 10 jonge onderzoekers die niet kunnen doorgroeien tot prof (wat al erg genoeg is!), zullen het er dan 9 op 10 zijn, m.a.w. 10% meer “verdringing”!
Voor alle duidelijkheid: ik wil niet alle oude proffen wegbannen van de campus. Zolang ze nog gepassioneerd zijn door hun wetenschap, zijn die grijze emeriti zelfs een enorme meerwaarde: zij kunnen bijvoorbeeld beter dan wie dan ook nieuwe ontwikkelingen in een historisch perspectief plaatsen. Het huidige systeem van emeriti met opdracht is echter ruim voldoende. De oudere proffen dwingen om langer te blijven werken is geen goed idee. Geef jonge onderzoekers ook een kans!
De Leuvense studentenraad LOKO heeft op 2 maart 2012 een ontwerpnota opgesteld in verband met het zogenaamde “millenniumonderwijs”. Het “millenniumonderwijs” is het jaarthema van LOKO, en moet een oplossing bieden voor problemen die de laatste jaren opduiken in het hoger onderwijs, zoals overvolle aula's die vaak rumoerig zijn, en een gebrek aan engagement bij studenten. Ik citeer uit het besluit van de nota:
Misschien ben ik ouderwets en/of interpreteer ik het standpunt van LOKO verkeerd, maar ik vind de argumentatie van LOKO zeer vreemd. Met een zeer gelijkaardige redenering zou je kunnen argumenteren dat het onderwijs voortaan naar het café (of naar de fakbar) moet gebracht worden, want het is niet meer dan natuurlijk dat de hedendaagse student meer tijd op café spendeert dan in de aula — mensen krijgen namelijk constant “prikkels van buitenaf”, om maar te zwijgen van al die gratis vaten! Om te zorgen dat de studenten het onderwijs op het voorplan houden, is het dus noodzakelijk dat de “lessen” voortaan gegeven worden in de vorm van dronken discussies aan de toog.
Akkoord, ik trek het een beetje op flessen. Ja, nieuwe technologie kan nuttig zijn om het onderwijs te verbeteren. Ja, traditionele ex-cathedra hoorcolleges waarin een cursustekst wordt afgedramd zijn nutteloos. Ja, meer interactieve lesvormen zijn nuttig. Tot zover ga ik akkoord met LOKO.
Waar ik niet mee akkoord ga, is dat ICT een oplossing zou bieden voor het probleem van te grote groepen studenten. Nee, geautomatiseerde multiple-choice-examens op on-line leerplatformen zijn geen goed idee. Nee, “web-lectures” waarbij de lessen vervangen worden door YouTube-filmpjes zijn geen goed idee. Als er meer studenten zijn, dan moeten de groepen opgesplitst worden in groepjes met een didactisch verantwoorde omvang. En dan zijn er ook meer lesgevers nodig, en meer infrastructuur. Dat is de enige echte oplossing. En ja, dat kost geld, geld dat onze onderwijsministers liever niet uitgeven, want besparen is in de mode — herinner u, “wij” hebben nog wat schulden af te betalen, o.a. van de redding van, hoe heten ze tegenwoordig ook alweer, Barfius, nee, Belchius, ik bedoel Belfius. Daarom hanteren onderwijsministers graag de slogan “meer doen met minder middelen”, en er wordt daarbij dan vaak gewezen naar de nieuwe ICT-mogelijkheden. Het is een spijtige zaak dat de officiële Leuvense studentenvertegenwoordigers meestappen in die logica, in plaats van het verzet te organiseren tegen het besparingsbeleid.
Pas achteraf kwamen we te weten dat “Nette” ook de naam is van de jongste dochter van CD&V-voorzitter Wouter Beke — de hypocriete tsjeef, de CD&V heeft veel meer gemeen met de Katholieke Partij van Woeste dan met het Daensisme.
Enfin, gelukkig is Di Rupo ons nog geen groot pluchen konijn komen brengen.
De Vlaamse kenniseconomie boert niet zo goed. Het is te zeggen, er wordt stevig winst gemaakt, daar niet van, maar toch wordt het één na het ander sociaal bloedbad aangekondigd. Enkele voorbeelden: Janssen Pharmaceutica maakte in 2007 maar liefst 674 miljoen euro winst, terwijl er daar in datzelfde jaar 688 jobs verloren gingen; in 2010 maakten ze “maar” 22 miljoen euro winst en waren er nog eens 446 ontslagen. Alcatel-Lucent kondigde onlangs 185 ontslagen aan, bovenop het verdwijnen van TBP in Geel (een voormalige vestiging van Alcatel-Lucent), met 335 ontslagen in september 2011. Nochtans maakte de groep in 2010 nog 334 miljoen euro winst. Bij Philips in Turnhout verdwenen in 2009 opnieuw 225 jobs, bovenop de 264 ontslagen van eind 2008. Wereldwijd maakte Philips in 2010 een slordige 1,4 miljard euro winst. Bij de hoogtechnologische staaldraadproducent Bekaert werden 600 ontslagen aangekondigd terwijl ze in 2010 in totaal 367 miljoen euro winst maakten.
Hoe komt dat? Als je het aan de werkgeversorganisaties vraagt, dan is het probleem dat de bedrijven te veel belastingen moeten betalen en te weinig overheidssteun voor innovatie krijgen. Te veel belastingen? Dankzij de notionele intrestaftrek betalen bedrijven als Bekaert of Arcelor-Mittal in België 0% belastingen op hun winst. Maar blijkbaar is zelfs dat nog te veel. Ze moeten namelijk nog lonen betalen aan hun werknemers, en dat is natuurlijk ook een indirecte vorm van belastingen (want die werknemers betalen allemaal wél hun belastingen!).
Te weinig overheidssteun? Volgens Paul Soete van Agoria zijn de overheidsbudgetten voor het stimuleren van innovatie onvoldoende, en leggen ze te veel de nadruk op fundamenteel onderzoek in plaats van op vraaggerichte innovatie. Wilson De Pril, ook van Agoria, wijst op een studie van het Nederlands onderzoeksinstituut Technopolis, waaruit zou blijken dat in andere landen het academisch onderzoek veel meer afgestemd is op de noden van het bedrijfsleven. Laten we de cijfers er even bijhalen.
In Vlaanderen zijn er twee grote financieringsbronnen voor wetenschappelijk onderzoek: het FWO (Fonds Wetenschappelijk Onderzoek) en het IWT (agentschap voor Innovatie door Wetenschap en Technologie). Het FWO sponsort voornamelijk fundamenteel onderzoek, het IWT is vooral gericht op toegepast onderzoek en ontwikkeling. In 2010 deelde het IWT welgeteld 146.871.763 euro uit aan rechtstreekse steun voor onderzoek en ontwikkeling (O&O) in bedrijven, waarvan ongeveer 2/3 aan een handvol grote bedrijven en 1/3 aan een 200-tal KMO's. Dat bedrag is op zich al hoger dan de totale toelage van de Vlaamse Gemeenschap aan het FWO (137 miljoen euro). Daarbovenop krijgen bedrijven via andere soorten IWT-projecten ook nog heel wat steun, o.a. via TETRA-, SBO-, en TBM-projecten en Baekeland-mandaten.
Bekaert ontving in 2010 bijvoorbeeld 1,8 miljoen euro via O&O-steun van het IWT; in 2009 kregen ze zelfs nog 3,7 miljoen. Janssen Pharmaceutica haalde in 2010 maar liefst 13 miljoen euro binnen (in 2009 moesten ze het doen met 9 miljoen); Alcatel-Lucent kwam aan 4,2 miljoen in 2010 — in 2009 konden ze nog 9,3 miljoen binnenrijven, onder andere met een klein projectje ter waarde van 275.012 euro (peanuts in vergelijking met hun andere projecten) met de fascinerende titel Entrepreneurial Boot Camps and Opportunity incubation process (dat klinkt als een snelcursus “Belastingsontduiking en Kaviaarvreten voor beginners”, maar dat zal wel aan mij liggen).
Naar aanleiding van de ontslagen bij Bekaert en de 17 miljoen euro innovatiesteun die Bekaert de laatste 5 jaar ontving verkondigde Minister van Innovatie Ingrid Lieten (SP.A) dat ze wil onderzoeken of ze misschien eventueel niet eens kunnen overwegen om te kijken of het mogelijk zou kunnen zijn om bij het toekennen van steun aan bedrijven, in zekere zin en in de mate van het mogelijke, voorzichtig en op termijn, toch een klein beetje sterkere engagementen inzake werkgelegenheid zouden kunnen mogen gesuggereerd worden. “Ten slotte gaat het om belastinggeld waarvoor de maatschappij iets terug verwacht.”
Sterkere engagementen inzake werkgelegenheid? Wat zijn we met “engagementen” van gehaaide CEO's die jarenlang lucratief de belastingbetaler uitzuigen om dan, als de markt een dipje heeft (onder andere omdat wereldwijd de koopkracht ondermijnd wordt door besparingsplannen die de staatsschuld moeten terugdringen die zij zelf veroorzaakt hebben), zonder scrupules te verklaren dat het bedrijf in moeilijkheden zit en een “sanering” noodzakelijk is? Steek de vos in het kippenhok, lijm de kippen met hun poten vast aan hun stokken en doe de deur stevig op slot — geen zorgen, we zullen sterke engagementen vragen van de vos inzake zijn voedingspatroon!
Ik zou er eerder voor zorgen dat er harde garanties op werkgelegenheid komen. Dat is heel eenvoudig: als een bedrijf zoals Bekaert, Janssen Pharmaceutica, of Arcelor-Mittal niet zelf wil zorgen voor werkgelegenheid, dan moet het maar genationaliseerd worden. Niet door de overheid de aandelen te laten overkopen aan beurswaarde, maar door een onteigening, waarbij enkel de kleine aandeelhouders gecompenseerd worden op basis van bewezen behoefte.
Toegepast onderzoek kan niet zonder fundamenteel onderzoek. Fundamenteel onderzoek kan niet zonder onderzoekers, en dus een degelijk en toegankelijk hoger onderwijs. Hoger onderwijs kan niet zonder degelijk lager- en middelbaar onderwijs. Het heeft dus weinig zin om “innovatie” te steunen door de geldkraan naar de bedrijven open te draaien terwijl de geldkraan van het (hoger) onderwijs wordt dichtgedraaid.
In 1980 werd er nog 7% van het bruto binnenlands product gespendeerd aan onderwijs; sinds eind jaren '90 wordt er zowel in Vlaanderen als in Franstalig België nog slechts ongeveer 4,5% van het bruto regionaal product aan onderwijs besteed. In 1993 was de subsidie per student in het hoger onderwijs in Vlaanderen nog gemiddeld 37% van het BRP per inwoner; vandaag is dat minder dan 23%. Het aantal studenten steeg tussen 1995 en 2010 met 42%, terwijl het onderwijzend personeel gelijk bleef (van 12.413 VTE in 1995 naar 12.390 VTE in 2010). De middelen voor onderwijs worden systematisch uitgehold door onderindexering en doordat ze slechts gedeeltelijk en met vertraging de groei in studentenaantallen volgen. Zo steeg tussen 2005 en 2010 het aantal studenten met 26,4% (gemiddeld 6,9% universiteitsstudenten en 4,2% hogeschoolstudenten erbij per jaar), maar het huidige “kliksysteem” brengt die stijging veel te weinig en te laat in rekening. Tussen 2011 en 2015 zal een deel van de middelen elk jaar met 2% naar omhoog “klikken”, waardoor het totaal budget tegen 2015 met een kleine 7% zal stijgen — maar het hoger aantal studenten (26,4% meer) is er wel nú al!
Het academisch onderwijs en onderzoek is al meer dan genoeg “afgestemd op de noden van het bedrijfsleven”. Een gemiddelde ingenieur kan tegenwoordig beter een business plan opstellen dan een wiskundige stelling bewijzen. Academisch onderwijs zou niet de bedoeling moeten hebben om vakidioten af te leveren die gespecialiseerd zijn in de hype die toevallig op dat moment gevraagd wordt door het bedrijfsleven. We hebben geen nood aan kant-en-klare “zaagdraadspecialisten” die in 2010 rechtstreeks bij Bekaert aan de slag zouden kunnen gaan, maar vandaag een nutteloos diploma zouden hebben. Academisch onderwijs moet studenten vooral voorbereiden op de kennis en de technologie die er nu nog niet is. En daarbij is het bedrijfsleven, en haar korte-termijndenken en haar oogkleppen die enkel toestaan om te focussen op de winstcijfers van het komende kwartaal, echt geen goede raadgever.
zhdhemhebbend | zhdhemloozh | vervanging | ||
---|---|---|---|---|
bhlozhieven | bilabiaal | b | p | bh |
alveolair | d | t | dh | |
velair | g | k | ||
vhrikadhieven | labiodendhaal | v | f | vh |
alveolair | z | s | zh | |
velair | g | ch | gh |
a | b | c | d | e | f | g | h | i | j | k | l | m | n | o | p | q(u) | r | s | t | u | v | w | x | y | z |
zh/k/g | vh | i | bh | kw | zh | dh | v | vv | kzh | i/j |
Eén van de meest opvallende veranderingen is de verhoging van de werkduur van 38 uren per week naar 168 uren per week. Volgens de vakbonden zou dat vooral de werkende bevolking treffen.
Balio Di Wevo: “We hebben het voor de zekerheid nog eens nageteld, en er gaan wel degelijk 168 uren in een week. Dat was vroeger ook al zo, dus in die zin verandert er eigenlijk niets. Bovendien is niemand verplicht om effectief de volledige 168 uren te gaan werken: als je een fulltime-job fysiek of mentaal niet aankan, kan je gerust bijvoorbeeld halftijds gaan werken, 84 uur per week dus. Natuurlijk moet je dan niet verwachten dat daar dan nog een volledig loon tegenover staat...”
Nog steeds volgens de vakbonden zou de maatregel ook kunnen leiden tot werkloosheid. Klopt dat?
“Hier slaan de vakbonden de bal grondig mis. Werkloosheid betekent niet werken, dus 0 uren per week. In het akkoord wordt er daarentegen juist afgesproken dat er méér uren gewerkt zullen worden! Ik begrijp dus niet wat hun probleem is! (lacht)”
Wordt er geraakt aan de index?
“Helemaal niet. Het index-mechanisme blijft volledig bestaan. Wat we wel gaan doen, is de index terug in balans brengen. Zoals je wel weet, wordt de index berekend op basis van een indexkorf, waar zowel producten inzitten die duurder worden als producten die goedkoper worden. Alleen is de index momenteel niet in evenwicht: er zitten meer producten in de korf die duurder worden, dan producten die goedkoper worden. Daarom moet de indexkorf dringend herbekeken worden: producten die duurder worden moeten eruit, producten die goedkoper worden moeten erin. Op die manier kunnen we de index terug in balans brengen, om zo te voorkomen dat de spilindex nog overschreden wordt in de toekomst. Wij staan immers voor een duurzaam beleid, zonder verspilling.”
Een andere ietwat controversiële maatregel van het akkoord is de herinvoering van de kinderarbeid. Waar maakt men zich eigenlijk druk om, het is toch duidelijk dat de markten gerustgesteld moeten worden?
“Inderdaad. We moeten competitief blijven, en de economische realiteit is nu eenmaal
wat hij is. De markten worden terecht boos, maar met dit akkoord zullen we de markten zeker
terug blij maken.
Merk trouwens op dat kinderarbeid niet verplicht wordt, maar enkel mogelijk
wordt, op vrijwillige basis en mits goedkeuring van tenminste één van de ouders!
(diepe zucht)
We moeten dringend af van het waanbeeld dat er zoiets bestaat als “gratis” onderwijs.
Het is hoog tijd dat scholen hun leerlingen de échte kostprijs kunnen aanrekenen,
zowel in het kleuter-, lager als middelbaar onderwijs.
Dat gaat toch al gauw over zo'n 10.000 euro per jaar.
Het is niet meer dan normaal dat we de schoolgaande jeugd dan ook toelaten om, als ze dat willen,
zelf te gaan werken om hun studies te bekostigen. Dat is in feite een sociale maatregel,
want anders zouden de ouders die kostprijs helemaal zelf moeten betalen!”
De voorhistorische vakbonden noemen het akkoord sociaal onverantwoord. Natuurlijk gaat het om conservatieve dinosauriërs die de broodnodige veranderingen willen tegenhouden. Zo sturen ze het land de afgrond in. Dit akkoord is echter wel degelijk sociaal verantwoord, nietwaar?
“Zeer zeker!
We hebben het aloude principe gehanteerd: “de sterkste schouders dragen de zwaarste lasten.”
Uit een wetenschappelijke studie is gebleken dat de bevolkingsgroep met de sterkste schouders de
metaal- en spoor-arbeiders tussen 25 en 45 zijn. Bankiers en bedrijfsleiders blijken daarentegen
gemiddeld genomen erg fragiele schoudergewrichten te hebben.
We hebben veel te lang vér boven onze stand geleefd. Bovendien komt de
vergrijzings-tsunami op ons af! (opgewonden)
Tegen 2050 zijn er, volgens onze berekeningen, voor elke
werknemer, 8.374 gepensioneerden!
(hyperventilerend)
En tegen 2075 loopt dat zelfs op tot
3,8 miljoen gepensioneerden per werkende! Dat is niet meer houdbaar!
We moeten dus dringend de pensioenen redden.
De mensen worden ouder, dus het is normaal dat ze langer moeten werken.
Een loopbaan van 50 jaar voltijds werken [168 uur per week, nvdr]
moet de norm worden. Wie in de hangmat van een 38-urenweek
wilt blijven liggen, die moet dan maar in verhouding langer blijven werken [221 jaar, nvdr]
voor een volledig pensioen.
Duurzame pensioenen zijn kostenneutraal: het gemiddeld pensioen moet verlaagd worden tot 0 euro.
Wie langer gewerkt heeft, krijgt wat meer dan het gemiddelde;
wie minder lang gewerkt heeft, krijgt wat minder en zal dus moeten betalen.
Eerlijk is eerlijk.”