ZWASMM
Zachte WAren. Syndicalisme. Muziek. Marxisme.
meer moet dat niet zijn.

(permlink) Zwarte Piet krijgt de zwartepiet toegespeeld

Burgerrechtenbeweging Movement X heeft een ingebrekestelling afgeleverd aan de stad Antwerpen in verband met de jaarlijkse intrede van Sinterklaas en zijn Zwarte Pieten. Burgemeester Bart De Wever liet weten dat hij geen zin heeft in dat debat. Voor Vlaanderen niet van belang, aldus De Wever, het is namelijk niet zinvol om een discussie vanuit Noord-Brabant naar Midden-Brabant te importeren. Niet gehinderd door dergelijke importbeperkingen, wellicht vanuit hun Heel-Nederlandse gedachtegoed, zijn enkele leden van de extreem-rechtse organisatie Voorpost toch de discussie aangegaan. Ze organiseerden alvast een tegenactie met de slogan “hou je poten van onze tradities! Kan je er niet mee leven, pak dan je valies en vertrek!” Wie vertrouwd is met de migratie-achtergrond van de heilige Sint-Nicolaas, waarover straks meer, zal de ironie van die slogan appreciëren. (voor de ongeduldigen: de sint is van oorsprong een Turk!)

Bon. Hoog tijd voor mijn bescheiden mening.

Om te beginnen: er zijn natuurlijk belangrijkere en dringendere kwesties. Ebola. Klimaatopwarming. Rechtse besparingsregeringen. Ook op vlak van racismebestrijding zijn er belangrijkere dingen dan de huidskleur van de Pieten. De discriminatie van allochtonen op de arbeidsmarkt, bijvoorbeeld, of de gebrekkige doorstroming van studenten met een migratie-achtergrond naar het hoger onderwijs.
Sommige kwesties zijn belangrijk en fundamenteel, en meestal nogal moeilijk te veranderen. Andere problemen zijn minder belangrijk, eerder symbolisch dan materieel, maar die zijn dan misschien ook wel gemakkelijker op te lossen. De Zwarte Pieten-kwestie is duidelijk een voorbeeld van dat laatste. Het is niet omdat er belangrijkere dingen zijn, dat er niet over gesproken mag worden.

Spoiler Alert! Jeugdige lezers gelieve niet verder te lezen!

Sinterklaas is een sociaal aanvaarde, massale samenzwering van ouders, leerkrachten, media en speelgoedfabrikanten, waarbij kinderen worden wijsgemaakt dat een goedheilige man met een lange baard alle brave kindjes snoepjes en cadeautjes komt brengen.
Op zich niets mis mee. Een mooie traditie zelfs. Persoonlijk vind ik het vanuit pedagogisch standpunt een zeer goede zaak, die collectieve verzinsels, die jarenlange consequent volgehouden leugens. Het leert kinderen om kritisch om te springen met informatie: ook al verzekerde letterlijk iederéén hen dat de sint écht bestond — zelfs hun eigen ouders! — toch blijkt achteraf dat het allemaal niet waar was. Dat is een belangrijke levensles. Zeer bruikbaar als men dan later in contact komt met andere, minder onschuldige massa-psychoses, zoals godsdienst, of zoals de “there is no alternative”-ideologie van neoliberale politici en mainstream media.
Maar ik dwaal af. Ik denk niet dat er iemand is die pleit voor de algehele afschaffing van de hele sinterklaas-traditie. Ikzelf alleszins niet.

De sinterklaas-traditie bestaat al heel lang: ze gaat zeker terug tot de 14de eeuw en waarschijnlijk nog veel vroeger. Het is waarschijnlijk ontstaan als een mengeling van christelijke en Germaanse gebruiken. Oorspronkelijk was dat zonder Zwarte Piet. Die werd pas veel later toegevoegd, in de koloniale tijd.

Het was een Nederlandse onderwijzer, met de toepasselijke naam Jan Schenkman, die de figuur van Zwarte Piet heeft uitgevonden — toen nog een naamloze knecht, maar hij kreeg later de naam Pieter en uiteindelijk Piet. Jan Schenkman schreef in 1850 het kinderboekje “Sint Nicolaas en zijn Knecht”. Eigenlijk was dat (in 1850!) een zeer moderne herinterpretatie van de traditie: Schenkman introduceerde bijvoorbeeld de stoomboot (en ook het liedje “Zie ginds komt de stoomboot”), een spannende nieuwe uitvinding van die tijd. Een beetje alsof je de sint vandaag via een ruimteschip zou laten arriveren.
Zwarte Piet evolueerde mee met de koloniale geschiedenis van België en Nederland. Hij werd voorgesteld als een onderdanige huisslaaf, als een immer opgewekte en vrolijke werkkracht, als een boosaardige boeman, of als een domme, kromsprekende clown-achtige primitieveling. Trouwe knechten met donkere huidskleur, in dienst van een wijze, alwetende, paternalistische, strenge maar rechtvaardige blanke man. Op zich is dat ontegensprekenlijk een behoorlijk racistische beeldvorming.

De laatste decennia worden Zwarte Pieten bovendien vaak uitgebeeld als karikaturale Afrikanen met pekzwarte huid, dikke rode lippen, Creoolse oorbellen, en een volumineus afro-kapsel. Voor buitenstaanders komt “onze” Zwarte Piet daardoor akelig dicht in de buurt van blackface minstrelsy, een vorm van uitgesproken racistisch vermaak uit de Verenigde Staten, die gelukkig al lang niet meer als aanvaardbaar wordt beschouwd.

Natuurlijk hebben vandaag de dag de meeste ouders helemaal geen racistische bedoelingen als ze Sinterklaas vieren. Alternatieve verklaringen worden dan ook verzonnen, waarbij Zwarte Piet bijvoorbeeld zwart zou zijn geworden door de roet in de schoorstenen.

Tradities kunnen namelijk evolueren. Gelukkig maar. Als de traditie nooit was aangepast geweest, dan had de Sint helemaal geen helper(s) gehad, dan kwam hij nog steeds uit Myra (in het huidige Turkije) en niet uit Spanje, en dan was er van een stoomboot geen sprake. Dan zou Zwarte Piet nog steeds een boeman zijn die kinderen de daver op het lijf jaagt en bedreigt met zijn roe en met deportatie in niet bepaald humane omstandigheden, met name in een grote jute zak. Onverantwoord naar hedendaagse opvoedkundige normen.

De sint is traditioneel een bisschop en een heilige. Is het cruciaal dat het een bisschop is? En is het een Rooms-Katholieke of een Grieks-Orthodoxe bisschop? Mag de sint dan op school enkel cadeautjes uitdelen aan de vrome christenkindjes van de klas, en niet aan de moslims, hindoes of atheïsten? Kan sinterklaas niet evengoed gewoon een oude opa-achtige figuur zijn, zonder expliciete religie? Is dat niet wat we eigenlijk in de praktijk al lang doen? Zoals we bij Sint-Valentijn op 14 februari ook niet meer echt aan een Heilige martelaar denken die omwille van zijn geloof werd onthoofd door een Romeinse keizer, maar eerder aan een doos pralines of een sexy lingeriepakje van de Pabo. Sinds 1969 is Sint-Nicolaas van Myra trouwens geschrapt van de officiële Heiligenkalender van de Katholieke Kerk.

De sinterklaas-traditie had oorspronkelijk geen racistische aspecten. Die zijn er pas later aan toegevoegd. Het is dus geen essentieel onderdeel van de traditie om die aspecten te behouden. We kunnen gerust de traditie een beetje aanpassen.

Zwarte Piet die zwart ziet door de roet in de schoorsteen is een goed begin, maar als verklaring niet helemaal compatibel met het karikaturale Afro-uiterlijk. Dat de cadeautjes via de schoorsteen zouden geleverd worden is trouwens steeds moeilijker vol te houden. Lang niet iedereen heeft nog een werkende open haard met voldoende brede schouw. De aardgas-condensketel op mijn zolder heeft wel een uitlaatpijpje, maar ik kan me niet voorstellen dat zelfs een hele slanke Piet daar in past, en dan nog, hoe raakt hij uit die verwarmingsketel? Krijg dat maar eens uitgelegd aan een kritische kleuter!
Nee, dan is het nog aannemelijker dat de Sint beschikt over een magische sleutel, een passe-partout die op alle voordeuren past, en gewoon langs de voordeur de cadeautjes komt afzetten.

In elk geval, voor kinderen van “sinterklaasgerechtigde” leeftijd, maakt het volgens mij weinig uit hoe die Pieten er precies uitzien: als het maar een vrolijke en kleurrijke bedoening is, en vooral, als ze maar mandarijntjes, speculaas, marsepein en chocolade krijgen.

Ik zie dan ook weinig redenen om krampachtig vast te houden aan de “traditionele” beeldvorming van Zwarte Pieten. Ik zie echter wel een aantal goede argumenten om dát aspectje van de sinterklaas-traditie enigszins bij te sturen. Zwarte Piet is een historisch restant van een racistisch kolonialisme, kan nog steeds als racistisch worden geïnterpreteerd, wordt misschien wel door velen (zowel blanken als zwarten) als onschuldig ervaren en is “niet racistisch bedoeld”, maar er zijn toch ook een hoop andere mensen (zowel blanken als zwarten), waaronder zo ongeveer iedereen die niet opgroeide met de traditie, die het wél beschouwen als een vorm van racisme.

Wat ouders hun kinderen vertellen dat is hun zaak, maar van lokale overheden, scholen, en snoepgoedfabrikanten verwacht ik dat ze niet bijdragen aan het in stand houden van racistische beeldvorming, ook al is die historisch gegroeid en wordt die op dit moment door velen als onschuldig beschouwd.

[Commentaar? Reageer via DWM]

(permlink) Inschrijvingsgeld

De nieuwe Vlaamse regering wilt harder besparen in het hoger onderwijs dan wat vroeger de gewoonte was, en ze willen het inschrijvingsgeld optrekken. Dat zijn twee bijzonder slechte ideeën.

Besparen?

Nog harder besparen is een slecht idee aangezien er juist het tegenovergestelde zou moeten gebeuren: er zijn extra middelen nodig. De primaire en secundaire sector (landbouw en industrie) blijft aan belang verliezen, de tertiaire en quartaire sector (diensten en non-profit) blijft belangrijker worden. Gegeven de technologische vooruitgang zal die trend zich verderzetten, en neemt in alle sectoren van de economie het belang van hoger onderwijs toe.

Vandaar alle praatjes over “de kenniseconomie”, vandaar de Lissabondoelstellingen waarbij afgesproken werd dat elk Europees land minstens 3% van het BBP (bruto binnenlands product) aan wetenschappelijk onderzoek zou moeten besteden en 2% van het BBP aan hoger onderwijs, tegen 2010, doelstellingen die compleet de mist zijn ingegaan, omgedoopt zijn tot EU 2020, met dezelfde streefcijfers maar deze keer tegen 2020. In Vlaanderen werd dat vertaald naar Vlaanderen in Actie (ViA) en het Pact 2020. Allemaal mooie praatjes, maar het is natuurlijk gemakkelijk om doelstellingen te formuleren. Dat heeft weinig betekenis als er vervolgens een beleid wordt gevoerd dat compleet in de tegenovergestelde richting gaat.

De realiteit is dat er al enorm bespaard is. In 1980, vlak voor het een Vlaamse bevoegdheid werd, ging er in België nog zo'n 7% van het BBP naar onderwijs. Na de communautarising daalde in beide landsdelen de (relatieve) uitgaven voor onderwijs. Er werd flink gesnoeid, voornamelijk door het werken met enveloppefinanciering die door onderindexering geleidelijk erodeert. Sinds eind jaren '90 zijn we zowel in Vlaanderen als in franstalig België aan het schommelen rond de 4,5% van het BBP voor onderwijs. Ondertussen is het aantal studenten enorm gestegen.

In 1980 waren er in heel België zo'n 100.000 universiteitsstudenten, ondertussen zijn er in Vlaanderen alleen al meer dan 120.000 universiteitsstudenten! In heel het hoger onderwijs in Vlaanderen zijn we tussen 1995 en 2010 gegaan van 146.344 studenten naar 207.954 studenten, een stijging met maar liefst 42%. Op dezelfde periode is het aantal personeelsleden met onderwijstaken (onderzoekers buiten beschouwing gelaten) lichtjes gedaald, van 12.413 naar 12.390. En nu zou er nog meer bespaard moeten worden?!

Hoger inschrijvingsgeld?

Ook een hoger inschrijvingsgeld is een slecht idee. Het is uiteraard een asociale maatregel, die de toegankelijkheid van het hoger onderwijs niet ten goede komt. In Zweden zijn universiteiten volledig gratis en krijgen studenten zelfs een studieloon. Dat is de enige manier om ervoor te zorgen dat het hoger onderwijs echt voor iedereen toegankelijk is.

Artikel 13 van het Internationaal Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten (1966), ook gekend als het Pact van New York, dat op 21 april 1983 werd geratificeerd door België, zegt bovendien expliciet dat

het hoger onderwijs door middel van alle passende maatregelen en in het bijzonder door de geleidelijke invoering van kosteloos onderwijs voor een ieder op basis van bekwaamheid gelijkelijk toegankelijk dient te worden gemaakt
We zijn nu meer dan 30 jaar verder, dus het aspect “geleidelijk” wordt alvast stevig toegepast. Voor de rest blijft dat artikel dode letter. Iedereen was het er destijds over eens dat geleidelijke invoering van gratis hoger onderwijs impliceert dat het enkel goedkoper mag worden, niet duurder. Tot in 1992 een uitspraak van het Arbitragehof (nr. 33/92, 7 mei 1992, B.7.2) aangaf dat het inschrijvingsgeld eigenlijk wel mag
worden verhoogd op grond van onder meer een redelijke schatting van het verloop van de kosten van levensonderhoud, van het nationaal produkt en de stijging van het gemiddelde inkomen per inwoner ten opzichte van de tijd waarin zij zijn vastgesteld, zonder dat een dergelijke verhoging afbreuk doet aan de uit het Verdrag van 1966 voortvloeiende “standstill-verplichting”.
Met andere woorden, indexering en zelfs welvaartsvastheid is best wel OK, want dat is eigenlijk geen “echte” verhoging. (Waarom wordt die redenering niet eens wat vaker toegepast, bijvoorbeeld als het over lonen en uitkeringen gaat?).

Zo gingen we van 5.000 frank (125 euro) toen het Pact van New York werd ondertekend, naar zo'n 500 euro twintig jaar later — een stevige standstill, nietwaar? (Voor zo'n loonstop teken ik!)

Verhoudingen

Een verhoging van het inschrijvingsgeld is niet bepaald een effectieve methode om te compenseren voor een significante besparing in de overheidstoelages. Om een concreet voorbeeld te geven: ik heb de meest recente jaarrekening van de KU Leuven eens bekeken.

In 2013 had de KU Leuven in totaal 818 miljoen euro aan inkomsten. Daarvan is ongeveer 500 miljoen op één of andere manier afkomstig van de Vlaamse overheid; de rest komt van de federale overheid (een bijna verwaarloosbare 10 miljoen), Europa (zo'n 45 miljoen), en inkomsten vanuit de privé (128,7 miljoen). En dan zijn er nog een hoop kleinere inkomsten, zoals schenkingen (11,6 miljoen), huuropbrengsten van de sociale sector (8,7 miljoen), verkoop van proefdieren (er worden hier blijkbaar muizen en ratten verkocht ter waarde van een slordige 2 miljoen euro per jaar!), en, oh ja, ook nog inschrijvingsgelden (24 miljoen).

Die 24 miljoen euro die ze uit reguliere inschrijvingsgelden ontvangen (en dat was het jaar voordien nog maar 17 miljoen euro, maar intussen zijn de academische hogeschoolopleidingen erbij gekomen) is nog geen 3% van de totale inkomsten. In het wetenschappelijke jargon van de economen: peanuts.

Terzijde: De privé-sector is, vanuit het standpunt van de universiteit gezien, als financieringsbron meer dan vijf keer zo belangrijk als het inschrijvingsgeld van de studenten. De KU Leuven ontvangt méér middelen vanuit de privé-sector voor contractonderzoek en valorisatie (spin-offs e.d.), namelijk 128,7 miljoen euro, dan dat ze vanuit alle overheden tesamen krijgen voor fundamenteel wetenschappelijk onderzoek (123,7 miljoen euro uit de zogenaamde tweede geldstroom). Maar wees gerust, de beheerders van de universiteit hebben plechtig beloofd dat het gezegde “wiens brood men eet, diens woord men spreekt” niet van toepassing is op de KU Leuven. In het verslag van de ondernemingsraad van 26 juni 2013 kan elk personeelslid lezen dat er wat betreft de onafhankelijkheid van het wetenschappelijk onderzoek geen vuiltje aan de lucht is volgens de Algemeen Beheerder van de KU Leuven:

We mogen blij zijn dat we op deze manier kunnen compenseren voor de (steeds te) beperkte overheidsfinanciering. De onafhankelijkheid komt niet in het gedrang, want er worden daar telkens degelijke afspraken over gemaakt. We gaan dus op deze lijn verder. We zien geen gevaren.
In elk geval, een verhoging van het inschrijvingsgeld kan in verhouding weinig opleveren. Zelfs als je veronderstelt dat hogere inschrijvingsgelden geen negatief effect hebben op de studentenaantallen, dan nog zou een verdubbeling van het inschrijvingsgeld weinig effect hebben op de totale inkomsten.

Niet de eerste verhoging

Het inschrijvingsgeld is trouwens al meermaals verhoogd geweest in de laatste tien jaar. En dan heb ik het niet alleen over de indexering van 505 euro in 2004 naar 620 euro in 2014. Een kort overzichtje:

  • In 2004 kwam ook het flexibiliseringsdecreet in voege, wat betekent dat sindsdien studenten die meer dan 60 studiepunten opnemen, meer betalen dan vroeger.
  • In 2005 werd het inschrijvingsgeld drastisch verhoogd voor studenten van buiten de EHOR (Europese Hoger Onderwijs Ruimte, EU plus o.a. Zwitserland): het werd plots maar liefst vertienvoudigd!
  • In 2006 werd het inschrijvingsgeld voor de voortgezette opleidingen (de zogenaamde manama's) opgetrokken tot bedragen als 1400, 2800, 4000 of 5600 euro per jaar.
  • In 2007 werd de lerarenopleiding hervormd waardoor ook die een stuk duurder werd.
  • In 2008 werd het zogenaamde leerkrediet ingevoerd, waardoor studenten met een lage studie-efficiëntie voortaan afgestraft konden worden met een verdubbeld inschrijvingsgeld.
  • In 2009 werd er veel gesproken over rationalisatie, met onder andere het rapport Soete, dat zegt dat kleine opleidingen moeten worden afgeschaft, zolang ze maar ergens in Vlaanderen blijven bestaan. Ook samenwerkingen tussen instellingen worden aangemoedigd, waarbij een opleiding gezamenlijk wordt aangeboden met lessen op verschillende campussen. De student moet echter zelf alle verplaatsingen betalen.
  • De jaren daarna kwam het financieringsdecreet van Frank Vandenbroucke geleidelijk op kruissnelheid, waardoor universiteiten nog meer de druk voelden om studenten te laten opdraaien voor allerlei kosten (bijvoorbeeld verhoging van de tarieven van bibliotheekboetes e.d.).
Kortom, de afgelopen jaren is het inschrijvingsgeld (en de studiekost in het algemeen) op allerlei manieren al verhoogd geweest.

Profiteurs laten betalen?

Een vaak gehoord argument voor een verhoging van het inschrijvingsgeld is dat op die manier studenten die “profiteren van het systeem” worden aangepakt. Studenten die meer met het studentikoze bezig zijn dan met hun studies. Die op kosten van de belastingbetaler een luilekkerleventje leiden.

Ik ga niet ontkennen dat er zo'n studenten bestaan. Studenten met rijke ouders die toch alles betalen. Die met hun zakgeld en de huur van hun luxe-kot elke maand meer uitgeven dan het huidig inschrijvingsgeld. Ze bestaan. Maar een hoger inschrijvingsgeld gaat hen niet tegenhouden. Zelfs al laat je ze tien of twintig keer zoveel betalen.

Ik heb er geen enkel probleem mee om rijke profiteurs meer te laten betalen. Maar het is nogal omslachtig, en weinig efficiënt, om de rijken meer te laten betalen door het inschrijvingsgeld van de opleiding van hun kinderen te verhogen. Er zijn betere methodes, met minder collateral damage. Pak bijvoorbeeld de fiscale fraude eens aan, stop de gelegaliseerde belastingsontduiking van de bedrijven, voer een maximumloon in (ik stel voor: 5 keer het minimumloon), dat soort maatregelen. Laat de rijken de crisis betalen, weet je wel.

Ja, natuurlijk zullen de neo-liberale bazenpoepers van de kersverse Vlaamse regering opwerpen dat dat soort links gedoe compleet onrealistisch is want dat het de concurrentiepositie in het gedrang brengt. Net zoals de Belgische patroons destijds stelden dat kinderarbeid noodzakelijk was voor de economie en dat het compleet onrealistisch was om het af te schaffen, want dat zou de concurrentiepositie in het gedrang brengen. Tja. Uiteindelijk bleek dat het toch niet zo'n slecht idee was om onze kinderen naar school te sturen in plaats van naar de fabriek.

Teken de petitie tegen de verhoging van het inschrijvingsgeld!

2013

(permlink) Opstand tegen marktlogica in onderzoeks- en onderwijsbeleid

De Actiegroep Hoger Onderwijs lanceerde een open brief en een petitie om de overheersende marktlogica aan te klagen in het onderzoeks- en onderwijsbeleid van de Vlaamse overheid. Die marktlogica wordt momenteel decretaal opgelegd via de zogenaamde outputfinanciering — het financieringsdecreet Hoger Onderwijs dat in 2008 werd ingevoerd door de toenmalige onderwijsminister Frank Vandenbroucke.

Reeds in 2005 voerden LSP en ALS actie tegen wat toen nog “Het Plan Vandenbroucke” heette. Toen al waarschuwden zij voor de gevaren van de outputfinanciering. Zo stond er bijvoorbeeld in de brochure “Stop de vermarkting van het onderwijs” uit 2005 al te lezen:

Concurrentiemechanisme. Dit is het belangrijkste doel van het Plan Vandenbroucke. Voor de allereerste keer zal de overheid bij de financiering van het onderwijs een concurrentiemechanisme invoeren. Het overheidsbudget voor onderwijs wordt tot 2012 vastgelegd, en de instellingen moeten nu met elkaar in concurrentie gaan om overheidsmiddelen te krijgen. Hoe gaat dit in zijn werk? [...] Het overgrote deel van de middelen [...] wordt verdeeld op basis van een aantal parameters die de minister heeft opgesteld. Instellingen die goed scoren op die parameters, krijgen meer geld. Elk jaar wordt de verdeling van de subsidies tussen de instellingen dus opnieuw berekend aan de hand van deze parameters. ”

“Universiteiten en hogescholen zullen vanaf nu moeten geleid worden als een commercieel bedrijf, dat zoveel mogelijk moet renderen om concurrentieel te blijven.”

“De nadruk op de commercialiseerbare aspecten van onderzoek en onderwijs zal nog veel sterker worden gelegd, en vooral de menswetenschappen zullen hiervan het slachtoffer zijn.”

“Doordat universiteiten en hogescholen vanaf nu nog veel minder zeker kunnen zijn van hun financiering op lange termijn, zullen ze nog minder geneigd zijn om mensen vast te benoemen, en zal het aantal flexibele en tijdelijke jobs alleen maar toenemen.”

“Als onderwijsinstellingen als bedrijven moeten geleid worden, zal er een constante druk komen op de lonen en arbeidsvoorwaarden.”

Het heeft echter een tijd geduurd vooraleer de effecten van het financieringsdecreet echt voelbaar werden in de praktijk. De mechanismes van het decreet komen pas nu écht op kruissnelheid; de afgelopen jaren zaten we nog in een “overgangsperiode”. Toen ik in 2010 voor een volle zaal academici een presentatie gaf over de gevaarlijke evoluties die aan de gang waren en versterkt zouden worden door het financieringsmodel, waren de reacties nog overwegend van het genre “Hm, interessant, maar zo'n vaart zal het wel niet lopen, je moet niet overdrijven.”

Maar nu beginnen de gevolgen wel erg duidelijk te worden. De bestaande structurele financiering die min of meer gebaseerd was op de reële noden (studentenaantallen), werd vervangen door een onzekere, ontoereikende en concurrentiële financiering gebaseerd op de kwantitatief gemeten “productie-output”. De resultaten zijn niet verwonderlijk:

  • Onzekere financiering leidt tot onzekere arbeidscontracten (meer tijdelijken, minder vaste benoemingen) met alle gevolgen van dien: minder risicovol onderzoek, meer onderzoek met gegarandeerde korte-termijn-resultaten, meer stress, meer “bandwerk-onderzoek” — en in sommige gevallen worden “shortcuts” gezocht waarbij de wetenschappelijke integriteit in het gedrang kan komen.
  • De middelen die de Vlaamse overheid voorziet zijn ontoereikend: de structurele erosie door “onder-indexering” en door opeenvolgende besparingen heeft ervoor gezorgd dat de publieke middelen voor het hoger onderwijs, als percentage van het bruto regionaal product, de laatste decennia significant gedaald zijn, terwijl de studentenaantallen sterk gestegen zijn. Door die ontoereikende publieke financiering voelen instellingen zich genoodzaakt om de lonen te drukken en om aanvullende private financiering te zoeken — met onvermijdelijke gevolgen voor de onafhankelijkheid van het onderzoek, want het zijn uiteraard de private financierders die bepalen in welke onderzoeksdomeinen er geïnvesteerd wordt.
  • Concurrentiële financiering leidt tot een werksfeer waarin samenwerking moeilijk wordt, aangezien je collega's (zeker van andere instellingen) in feite je concurrenten worden. De concurrentie-mechanismes en de evaluatie-parameters die in het financieringsdecreet op instellingsniveau werden ingevoerd, worden door de instellingen doorgeschoven naar het niveau van faculteiten, onderzoeksgroepen en zelfs individuele onderzoekers.
  • Kwantitatieve criteria mogen dan wel “objectief” en “meetbaar” zijn, maar ze zijn vrijwel nutteloos om de wetenschappelijke waarde (laat staan de maatschappelijke relevantie) van onderzoek en de kwaliteit van het onderwijs te beoordelen. Door enkel het aantal publicaties en het aantal afgeleverde diploma's te laten “meetellen”, wordt kwaliteit een optionele, secundaire doelstelling — en impactfactoren, gezaghebbende panels of visitatiecommissies kunnen daar uiteindelijk weinig aan doen, aangezien zij in het beste geval hooguit de relatieve kwaliteit kunnen bewaken.
  • Een financiering gebaseerd op productie-output gaat uit van een visie op het hoger onderwijs die samen te vatten is als “veredelde papierfabriek”. Onderzoek wordt gereduceerd tot het publiceren van artikels in wetenschappelijke tijdschriften, onderwijs wordt gereduceerd tot het afleveren van diploma's. Er wordt niet gekeken naar de inspanningen die geleverd worden in meer gedurfd onderzoek (dat misschien niet onmiddellijk veel publicaties oplevert), het begeleiden van studenten die het wat moeilijker hebben, het schrijven van populariserende boeken, schoolboeken, referentiewerken of opiniestukken, het organiseren van conferenties en workshops, peer review, enzovoort. Dergelijke maatschappelijk of wetenschappelijk relevante taken vergen inspanningen, maar leveren geen of weinig “output” op (althans volgens de criteria van het financieringsdecreet).

Kortom, er is iets grondig mis met het huidig onderwijs- en onderzoeksbeleid. Het is dus hoog tijd dat daar verandering in komt. Deze petitie kan een goede eerste stap zijn, maar zal waarschijnlijk niet volstaan. Om echt een verandering af te dwingen, zal het nodig zijn om ons te organiseren, personeel én studenten tesamen.

We zullen ons syndicaal (beter) moeten organiseren, want dat blijft de beste manier om onze loon- en arbeidsvoorwaarden te bewaken en te verbeteren. Sluit dus aan bij een vakbond!

We zullen ons politiek (beter) moeten organiseren, want van de politici die het huidig beleid hebben uitgestippeld, moeten we weinig verwachten. Stem dus voor een politieke partij die het beleid fundamenteel wilt veranderen en verbeteren — beter nog, sluit aan bij zo'n partij!

We zullen ons moeten verenigen, om te verhinderen dat we ons laten verdelen door valse tegenstellingen: dit is geen probleem van ZAP tegen ABAP/ATP, de ene instelling tegen de andere, studenten tegen personeel, onderzoek tegen onderwijs, de ene generatie tegen de andere, mannen tegen vrouwen, Vlamingen tegen Walen, of Belgen tegen buitenlanders. Enkel door ons te verenigen in de strijd tegen de vermarkting van onderwijs en onderzoek, kan die strijd tot een overwinning leiden. Samen sterk!

(permlink) Rectorverkiezing 2013

Het reglement voor de rectorverkiezingen is gewijzigd sinds de vorige keer. Er is een beetje vooruitgang: in plaats van een soort cijnskiesrecht hebben we nu een soort algemeen meervoudig stemrecht. De proffen (ZAP) krijgen daarbij een hoger gewicht dan de rest van het personeel, en de studenten krijgen een nog lager gewicht. Iedereen mag gaan stemmen (behalve bij de studenten, daar wordt nog steeds gewerkt met vertegenwoordigers).

Er zijn 1275 stemgerechtigde ZAP'ers, 5014 stemgerechtigde AAP-BAP'ers, 3186 ATP'ers, en 41.255 studenten waarvan er een 180-tal mogen gaan stemmen. De ZAP'ers tellen voor 70% mee in het totaal, de drie andere groepen elk voor 10%.

Kortom: één prof krijgt 1 stem, één ABAP'er krijgt 0,036 stem, één ATP'er krijgt 0,057 stem, en een student krijgt gemiddeld 0,0044 stem. Of anders gezegd: elke student krijgt 1 stem (gemiddeld toch; maar in feite krijgen de meeste studenten geen stem en sommige studenten 226 stemmen), elke ATP'er krijgt 13 stemmen, elke ABAP'er krijgt 8 stemmen, en elke prof krijgt 226 stemmen.

We zijn in de goede richting aan het evolueren, maar er is duidelijk nog een lange weg te gaan vooraleer we deze verkiezingen echt “democratisch” kunnen noemen...

Zie ook: Rectorverkiezing: democratisch? (april 209)

(permlink) Onderzoeksbeleid in Vlaanderen

Op de blog van Tim, de Linkse Socialist staat een zeer interessant artikel over het onderzoeksbeleid in Vlaanderen, meer bepaald over de verdeling van publieke middelen over bedrijven en universiteiten. Lezen!

Frappant gegeven: de universiteiten kregen 88 miljoen euro en creëerden daarmee 1559 jobs, oftewel zo'n 17 jobs per miljoen euro geïnvesteerd belastingsgeld. Niet slecht, zeker gezien we kunnen aannemen dat die jobs bovendien maatschappelijk heel wat opleveren in de vorm van publiek beschikbare onderzoeksresultaten. Aan de kant van de bedrijven werd er aan 10 grote bedrijven 63 miljoen euro gegeven, en die zorgden daarmee voor de creatie van -6600 jobs, oftewel zo'n -104 jobs (104 ontslagen dus) per miljoen euro. Wat een maatschappelijk rendement! Vooral als je in rekening brengt dat het geleverd onderzoek resulteert in bedrijfsgeheimen die enkel winstmaximalisatie als doel hebben. Waarom wordt er belastingsgeld geïnvesteerd in negatieve jobcreatie en het rijker maken van de rijken?

Het artikel van Tim
Zie ook: Bekaert en innovatiesteun (februari 2012)

Mei 2012

(permlink) Gelukkige verjaardag, Boudewijn!

Professor Boudewijn Bouckaert (Lijst Dedecker) wordt binnen twee maanden 65 jaar. Hij stelde op 10 mei 2012 een parlementaire vraag aan onderwijsminister Pascal Smet. Hij vindt aan dat de pensioenleeftijd naar omhoog moet voor professoren aan universiteiten en hogescholen, zodat ze zoals de federale ambtenaren ook na hun 65ste kunnen blijven werken. In de komende 10 jaar gaan er namelijk 1162 docenten en professoren met pensioen, die dus moeten vervangen worden, en volgens Bouckaert is dat een groot probleem.

Gepensioneerde proffen (emeriti) kunnen nu al onbezoldigd verder werken tot hun 70ste, in het statuut van “emeritus met opdracht”. Ze krijgen daarbij alle faciliteiten verbonden aan een actief personeelsstatuut, en kunnen blijven lesgeven, co-promotor zijn van doctoraatsthesissen en masterproeven, onderzoek uitvoeren, enzovoort. Zonder formele opdracht kunnen ze nog tot hun 75ste onderzoek blijven doen, inclusief eigen werkingskrediet. Op eigen initiatief kunnen ze ook daarna nog blijven verderwerken en gebruik maken van de algemene faciliteiten, zonder leeftijdsgrens. Ze worden daar echter niet voor betaald (behalve natuurlijk hun pensioen).

Boudewijn Bouckaert zou echter graag zijn volledig proffenloon houden, en ergert zich eraan dat hij binnenkort “gratis en voor niks” verder zal moeten lesgeven omdat hij geen geschikte opvolger kon vinden — er voldeed maar één kandidaat aan de vereisten en die is in een proefles “afgegaan als een gieter” (je kan je trouwens de vraag stellen wie daar voor verantwoordelijk is). Blijkbaar is een proffenpensioen, gecumuleerd met een parlementaire wedde, niet genoeg voor Prof. Bouckaert.

Op dit moment (VLIR telling 1 februari 2011) zijn er aan de Vlaamse universiteiten 4361 professoren (2700 in voltijdse eenheden) tewerkgesteld. Daarnaast zijn er 8646 werknemers (8037 VTE) die een doctoraat voorbereiden en 3264 (2819 VTE) post-docs — en dat is dan nog zonder de praktijkassistenten en het hogeschoolpersoneel gerekend.

Er zijn dus minstens een 10.000-tal jonge onderzoekers die in de komende 10 jaar zouden kunnen doorgroeien tot professor, als er tenminste plaatsen zouden zijn voor hen. Daarnaast kunnen er natuurlijk ook buitenlandse onderzoekers worden aangetrokken. Zelfs als Pascal Smet zijn beloftes zou nakomen en er middelen bijkomen voor 1000 extra proffen, en de huidige pensioenleeftijd behouden blijft, dan zullen er nog steeds minder dan 20% van de jonge onderzoekers hun academische carrière kunnen verderzetten. Dat is in mijn ogen een bedroevend laag percentage. Met dergelijke loopbaanperspectieven is het eigenlijk een wonder dat er überhaubt nog mensen aan een academische carrière willen beginnen.

Minister Smet kon de argumentatie van Prof. Bouckaert wel smaken, en gaat er werk van maken. Hij stelt dat er “geen effect van verdringing” zal zijn omdat hij bijkomende middelen gaat voorzien. Dat is een vreemde redenering: door de ouderen langer te laten werken zullen wel degelijk de jongeren “verdrongen” worden. In plaats van 8 op 10 jonge onderzoekers die niet kunnen doorgroeien tot prof (wat al erg genoeg is!), zullen het er dan 9 op 10 zijn, m.a.w. 10% meer “verdringing”!

Voor alle duidelijkheid: ik wil niet alle oude proffen wegbannen van de campus. Zolang ze nog gepassioneerd zijn door hun wetenschap, zijn die grijze emeriti zelfs een enorme meerwaarde: zij kunnen bijvoorbeeld beter dan wie dan ook nieuwe ontwikkelingen in een historisch perspectief plaatsen. Het huidige systeem van emeriti met opdracht is echter ruim voldoende. De oudere proffen dwingen om langer te blijven werken is geen goed idee. Geef jonge onderzoekers ook een kans!

Maart 2012

(permlink) LOKO en Millenniumonderwijs

De Leuvense studentenraad LOKO heeft op 2 maart 2012 een ontwerpnota opgesteld in verband met het zogenaamde “millenniumonderwijs”. Het “millenniumonderwijs” is het jaarthema van LOKO, en moet een oplossing bieden voor problemen die de laatste jaren opduiken in het hoger onderwijs, zoals overvolle aula's die vaak rumoerig zijn, en een gebrek aan engagement bij studenten. Ik citeer uit het besluit van de nota:

“Informatie is alomtegenwoordig, en mensen krijgen constant prikkels van buitenaf. Als het onderwijs hierop geen antwoord biedt, dan is het niet meer dan natuurlijk dat de aandacht en het engagement van de student meer gaat naar de dingen die veel frequenter informatie uitsturen en hun aandacht vragen. Daarom is het nodig om onderwijs niet te laten stoppen aan de deuren van de aula, en de bureau waar de cursussen liggen, maar om dit ook te brengen, en nadrukkelijk aanwezig te laten zijn, op het niveau waar een hedendaagse student zijn informatie vooral haalt, namelijk de media, en meer specifiek sociale media. Dit is [...] een noodzakelijke stap om onderwijs op het voorplan bij de studenten te houden.”
Samengevat is de boodschap van LOKO dus: de student van tegenwoordig heeft de attention span van een goudvis en zit liever voor de TV en op facebook en twitter dan in de les of voor z'n boeken. Het is de taak van moderne proffen om studenten te motiveren, dus ze moeten zorgen dat als de studenten niet meer naar de les willen komen, dat dan de les dan maar naar de studenten komt, meer bepaald via de (sociale) media.

Misschien ben ik ouderwets en/of interpreteer ik het standpunt van LOKO verkeerd, maar ik vind de argumentatie van LOKO zeer vreemd. Met een zeer gelijkaardige redenering zou je kunnen argumenteren dat het onderwijs voortaan naar het café (of naar de fakbar) moet gebracht worden, want het is niet meer dan natuurlijk dat de hedendaagse student meer tijd op café spendeert dan in de aula — mensen krijgen namelijk constant “prikkels van buitenaf”, om maar te zwijgen van al die gratis vaten! Om te zorgen dat de studenten het onderwijs op het voorplan houden, is het dus noodzakelijk dat de “lessen” voortaan gegeven worden in de vorm van dronken discussies aan de toog.

Akkoord, ik trek het een beetje op flessen. Ja, nieuwe technologie kan nuttig zijn om het onderwijs te verbeteren. Ja, traditionele ex-cathedra hoorcolleges waarin een cursustekst wordt afgedramd zijn nutteloos. Ja, meer interactieve lesvormen zijn nuttig. Tot zover ga ik akkoord met LOKO.

Waar ik niet mee akkoord ga, is dat ICT een oplossing zou bieden voor het probleem van te grote groepen studenten. Nee, geautomatiseerde multiple-choice-examens op on-line leerplatformen zijn geen goed idee. Nee, “web-lectures” waarbij de lessen vervangen worden door YouTube-filmpjes zijn geen goed idee. Als er meer studenten zijn, dan moeten de groepen opgesplitst worden in groepjes met een didactisch verantwoorde omvang. En dan zijn er ook meer lesgevers nodig, en meer infrastructuur. Dat is de enige echte oplossing. En ja, dat kost geld, geld dat onze onderwijsministers liever niet uitgeven, want besparen is in de mode — herinner u, “wij” hebben nog wat schulden af te betalen, o.a. van de redding van, hoe heten ze tegenwoordig ook alweer, Barfius, nee, Belchius, ik bedoel Belfius. Daarom hanteren onderwijsministers graag de slogan “meer doen met minder middelen”, en er wordt daarbij dan vaak gewezen naar de nieuwe ICT-mogelijkheden. Het is een spijtige zaak dat de officiële Leuvense studentenvertegenwoordigers meestappen in die logica, in plaats van het verzet te organiseren tegen het besparingsbeleid.

Februari 2012

(permlink) Nette!

Op 21.02.2012 ben ik papa geworden. M'n dochter heet Nette. Die naam is geïnspireerd op een personage uit de film Daens.

Pas achteraf kwamen we te weten dat “Nette” ook de naam is van de jongste dochter van CD&V-voorzitter Wouter Beke — de hypocriete tsjeef, de CD&V heeft veel meer gemeen met de Katholieke Partij van Woeste dan met het Daensisme.

Enfin, gelukkig is Di Rupo ons nog geen groot pluchen konijn komen brengen.

(permlink) Bekaert en innovatiesteun

De Vlaamse kenniseconomie boert niet zo goed. Het is te zeggen, er wordt stevig winst gemaakt, daar niet van, maar toch wordt het één na het ander sociaal bloedbad aangekondigd. Enkele voorbeelden: Janssen Pharmaceutica maakte in 2007 maar liefst 674 miljoen euro winst, terwijl er daar in datzelfde jaar 688 jobs verloren gingen; in 2010 maakten ze “maar” 22 miljoen euro winst en waren er nog eens 446 ontslagen. Alcatel-Lucent kondigde onlangs 185 ontslagen aan, bovenop het verdwijnen van TBP in Geel (een voormalige vestiging van Alcatel-Lucent), met 335 ontslagen in september 2011. Nochtans maakte de groep in 2010 nog 334 miljoen euro winst. Bij Philips in Turnhout verdwenen in 2009 opnieuw 225 jobs, bovenop de 264 ontslagen van eind 2008. Wereldwijd maakte Philips in 2010 een slordige 1,4 miljard euro winst. Bij de hoogtechnologische staaldraadproducent Bekaert werden 600 ontslagen aangekondigd terwijl ze in 2010 in totaal 367 miljoen euro winst maakten.

Hoe komt dat? Als je het aan de werkgeversorganisaties vraagt, dan is het probleem dat de bedrijven te veel belastingen moeten betalen en te weinig overheidssteun voor innovatie krijgen. Te veel belastingen? Dankzij de notionele intrestaftrek betalen bedrijven als Bekaert of Arcelor-Mittal in België 0% belastingen op hun winst. Maar blijkbaar is zelfs dat nog te veel. Ze moeten namelijk nog lonen betalen aan hun werknemers, en dat is natuurlijk ook een indirecte vorm van belastingen (want die werknemers betalen allemaal wél hun belastingen!).

Overheidssteun voor innovatie

Te weinig overheidssteun? Volgens Paul Soete van Agoria zijn de overheidsbudgetten voor het stimuleren van innovatie onvoldoende, en leggen ze te veel de nadruk op fundamenteel onderzoek in plaats van op vraaggerichte innovatie. Wilson De Pril, ook van Agoria, wijst op een studie van het Nederlands onderzoeksinstituut Technopolis, waaruit zou blijken dat in andere landen het academisch onderzoek veel meer afgestemd is op de noden van het bedrijfsleven. Laten we de cijfers er even bijhalen.

In Vlaanderen zijn er twee grote financieringsbronnen voor wetenschappelijk onderzoek: het FWO (Fonds Wetenschappelijk Onderzoek) en het IWT (agentschap voor Innovatie door Wetenschap en Technologie). Het FWO sponsort voornamelijk fundamenteel onderzoek, het IWT is vooral gericht op toegepast onderzoek en ontwikkeling. In 2010 deelde het IWT welgeteld 146.871.763 euro uit aan rechtstreekse steun voor onderzoek en ontwikkeling (O&O) in bedrijven, waarvan ongeveer 2/3 aan een handvol grote bedrijven en 1/3 aan een 200-tal KMO's. Dat bedrag is op zich al hoger dan de totale toelage van de Vlaamse Gemeenschap aan het FWO (137 miljoen euro). Daarbovenop krijgen bedrijven via andere soorten IWT-projecten ook nog heel wat steun, o.a. via TETRA-, SBO-, en TBM-projecten en Baekeland-mandaten.

Bekaert ontving in 2010 bijvoorbeeld 1,8 miljoen euro via O&O-steun van het IWT; in 2009 kregen ze zelfs nog 3,7 miljoen. Janssen Pharmaceutica haalde in 2010 maar liefst 13 miljoen euro binnen (in 2009 moesten ze het doen met 9 miljoen); Alcatel-Lucent kwam aan 4,2 miljoen in 2010 — in 2009 konden ze nog 9,3 miljoen binnenrijven, onder andere met een klein projectje ter waarde van 275.012 euro (peanuts in vergelijking met hun andere projecten) met de fascinerende titel Entrepreneurial Boot Camps and Opportunity incubation process (dat klinkt als een snelcursus “Belastingsontduiking en Kaviaarvreten voor beginners”, maar dat zal wel aan mij liggen).

“Engagementen” inzake werkgelegenheid

Naar aanleiding van de ontslagen bij Bekaert en de 17 miljoen euro innovatiesteun die Bekaert de laatste 5 jaar ontving verkondigde Minister van Innovatie Ingrid Lieten (SP.A) dat ze wil onderzoeken of ze misschien eventueel niet eens kunnen overwegen om te kijken of het mogelijk zou kunnen zijn om bij het toekennen van steun aan bedrijven, in zekere zin en in de mate van het mogelijke, voorzichtig en op termijn, toch een klein beetje sterkere engagementen inzake werkgelegenheid zouden kunnen mogen gesuggereerd worden. “Ten slotte gaat het om belastinggeld waarvoor de maatschappij iets terug verwacht.”

Sterkere engagementen inzake werkgelegenheid? Wat zijn we met “engagementen” van gehaaide CEO's die jarenlang lucratief de belastingbetaler uitzuigen om dan, als de markt een dipje heeft (onder andere omdat wereldwijd de koopkracht ondermijnd wordt door besparingsplannen die de staatsschuld moeten terugdringen die zij zelf veroorzaakt hebben), zonder scrupules te verklaren dat het bedrijf in moeilijkheden zit en een “sanering” noodzakelijk is? Steek de vos in het kippenhok, lijm de kippen met hun poten vast aan hun stokken en doe de deur stevig op slot — geen zorgen, we zullen sterke engagementen vragen van de vos inzake zijn voedingspatroon!

Ik zou er eerder voor zorgen dat er harde garanties op werkgelegenheid komen. Dat is heel eenvoudig: als een bedrijf zoals Bekaert, Janssen Pharmaceutica, of Arcelor-Mittal niet zelf wil zorgen voor werkgelegenheid, dan moet het maar genationaliseerd worden. Niet door de overheid de aandelen te laten overkopen aan beurswaarde, maar door een onteigening, waarbij enkel de kleine aandeelhouders gecompenseerd worden op basis van bewezen behoefte.

Onderzoek en onderwijs

Toegepast onderzoek kan niet zonder fundamenteel onderzoek. Fundamenteel onderzoek kan niet zonder onderzoekers, en dus een degelijk en toegankelijk hoger onderwijs. Hoger onderwijs kan niet zonder degelijk lager- en middelbaar onderwijs. Het heeft dus weinig zin om “innovatie” te steunen door de geldkraan naar de bedrijven open te draaien terwijl de geldkraan van het (hoger) onderwijs wordt dichtgedraaid.

In 1980 werd er nog 7% van het bruto binnenlands product gespendeerd aan onderwijs; sinds eind jaren '90 wordt er zowel in Vlaanderen als in Franstalig België nog slechts ongeveer 4,5% van het bruto regionaal product aan onderwijs besteed. In 1993 was de subsidie per student in het hoger onderwijs in Vlaanderen nog gemiddeld 37% van het BRP per inwoner; vandaag is dat minder dan 23%. Het aantal studenten steeg tussen 1995 en 2010 met 42%, terwijl het onderwijzend personeel gelijk bleef (van 12.413 VTE in 1995 naar 12.390 VTE in 2010). De middelen voor onderwijs worden systematisch uitgehold door onderindexering en doordat ze slechts gedeeltelijk en met vertraging de groei in studentenaantallen volgen. Zo steeg tussen 2005 en 2010 het aantal studenten met 26,4% (gemiddeld 6,9% universiteitsstudenten en 4,2% hogeschoolstudenten erbij per jaar), maar het huidige “kliksysteem” brengt die stijging veel te weinig en te laat in rekening. Tussen 2011 en 2015 zal een deel van de middelen elk jaar met 2% naar omhoog “klikken”, waardoor het totaal budget tegen 2015 met een kleine 7% zal stijgen — maar het hoger aantal studenten (26,4% meer) is er wel nú al!

Het academisch onderwijs en onderzoek is al meer dan genoeg “afgestemd op de noden van het bedrijfsleven”. Een gemiddelde ingenieur kan tegenwoordig beter een business plan opstellen dan een wiskundige stelling bewijzen. Academisch onderwijs zou niet de bedoeling moeten hebben om vakidioten af te leveren die gespecialiseerd zijn in de hype die toevallig op dat moment gevraagd wordt door het bedrijfsleven. We hebben geen nood aan kant-en-klare “zaagdraadspecialisten” die in 2010 rechtstreeks bij Bekaert aan de slag zouden kunnen gaan, maar vandaag een nutteloos diploma zouden hebben. Academisch onderwijs moet studenten vooral voorbereiden op de kennis en de technologie die er nu nog niet is. En daarbij is het bedrijfsleven, en haar korte-termijndenken en haar oogkleppen die enkel toestaan om te focussen op de winstcijfers van het komende kwartaal, echt geen goede raadgever.

Januari 2012

(permlink) Driekoningen

Vandaag is het Driekoningen. Traditioneel gaan de kinderen in groepjes van drie, verkleed als koningen, van deur tot deur. Ze zingen dan een liedje, en krijgen als beloning snoep of geld.

Dit jaar zijn het echter de bankiers en andere grootkapitalisten die op bedeltocht gaan. “Trick or treat”-gewijs komen ze bij iedereen langs, en hun liedje gaat alsvolgt:

Besparingen, besparingen,
geef hen toch genen dop;
wie jong is, die moet zweten,
tot dat 'em is versleten,
Di Rupo heeft het geld
al op de rooster geteld.

Besparingen, besparingen,
geef hen een lager loon;
den index moogde vergeten,
Van Eetvelt kan het weten,
Di Rupo heeft het geld
al op de rooster geteld.

Besparingen, besparingen,
geef hen een klein pensioen;
we hebben het gemeten,
ze zullen nog kunnen eten,
Di Rupo heeft het geld
al op de rooster geteld.

Besparingen, besparingen,
geef mij weer hoge winst;
ik ben er door bezeten,
weg met de proleten,
Di Rupo geeft het geld
aan de rijken, de held!


Vervolgens stormen ze de huiskamer binnen, doorzoeken ze alle kasten en lades, en graaien bliksemsnel alle familiejuwelen en andere waardevolle spullen mee. Ze mompelen nog even iets over dat iedereen een inspanning moet doen in deze moeilijke tijden, en ze zijn alweer verdwenen, op naar het volgende huis. Alleen de televisie laten ze staan, zodat het onthutste gezin beeldbuismatig gerustgesteld kan worden door economen en politici die plechtig verklaren dat de maatregelen pijnlijk maar noodzakelijk zijn, en dat degenen die erover durven te klagen, onverantwoordelijke rotzakken zijn die het land nog dieper de afgrond willen induwen...

December 2011

(permlink) Twee gedichtjes

Mijn oprechte excuses voor het misschien nogal onnozele gezwasmm, maar ik vind dit wel leuk. Compleet nutteloos, maar wel leuk. Hieronder staan twee vreemde gedichtjes. Lees ze eens aandachtig en op't gemak.


Die rare pet


Breed bad,
vet lied,
worst of brood?
(worst vet)

Die pet,
die rare pet!
(vast rare rage)

Meet vet...

Spoken (!)
word
driest wit.

At worst.

Boos, bang, boom, vent!

Slap vet! (want rare pet!)
Smart?
Met vet! Violet vet!
Die pet, die wrong...

Brave kind deed... stout!
(sip of stout?)
Kinds of lager!
Nog?
Norse beer!
Bar...

Been star.
Sleep last.


Driest lot, rare mop is wet


Poets glad.
  • Poets spit.
  • Poets repel.
Poets matter. (Men beware!)
  • Poets bad.
  • Poets gang (of 2 dozen).
  • Poets mug?!
Hoe rapper, hoe lager!
Rare kind deed put rapper toe in water!


...

SNAP !?

...

Poets blink.
  • Poets rode trap.
  • Poets die flat!
Poets rest (met water).



In welke taal heb je ze gelezen? In het Nederlands of in het Engels? Of allebei?

Je zou dit bilinguaal-homografische poëzie kunnen noemen. Voor zover ik weet ben ik de eerste die dat probeert (indien niet: stuur me gerust tegenvoorbeelden door!). Het is een vorm van constrained writing (littérature sous contraintes, zie ook Opperlands), zoals lipogrammen of palindromen. Wat nog het meest in de buurt komt, is bilinguaal-homofone poëzie, zoals dit gedicht dat hetzelfde klinkt in het Italiaans als in het Hebreeuws (maar een andere betekenis heeft en anders geschreven wordt).

De xenogrammen van Brandt Corstius komen ook in de buurt, maar daar gaat het over Nederlands proza dat wordt opgebouwd uit bijvoorbeeld Engelse woorden, waarbij het Nederlands wel zinvol is maar het Engels niet, en ook behoorlijk obscure Engelse woorden toegelaten zijn, bijvoorbeeld “Bizarre arts wilde kale vent redden. Die rare arts keek even spits, streek dan met proper lancet broom over die vent, van top tot teen”. Dat is ook wel leuk, maar het is natuurlijk moeilijker om iets te maken dat in beide talen betekenis heeft, en om obscure woorden te vermijden. Poëzie laat natuurlijk wel meer vrijheid dan proza. In bovenstaande gedichtjes zijn de enige vergezochte woorden “nog” (afkorting van “eggnog” volgens Wiktionary) en “hoe” (volgens Wiktionary: “(US, slang) Alternative spelling of ho. A prostitute.”), voor de rest blijft het vrij simpel.

Is het je trouwens opgevallen dat de titel van het tweede gedicht (“Driest lot, rare mop is wet”) in het Nederlands eerder hoort bij het “Engels gedicht”, dat over het drieste lot gaat van een bende criminele poëten die plots in een val rijden en sterven, terwijl diezelfde titel in het Engels (te vertalen als “Droogste perceel, zeldzame dweil is nat”) eigenlijk past bij het “Nederlands gedicht”?

(permlink) Obesitas-alfabet

Volgens De Wever is de nieuwe regering een obesitas-regering, met te veel postjes voor ministers en staatssecretarissen. (Volgens mij is het probleem niet zozeer dat de regering “te dik” is, maar dat ze een beleid gaan voeren in het belang van de “dikke portemonnees”, maar bon, daar wil ik het nu niet over hebben.) Er wordt ook vaak gesteld door vetzakken zoals De Wever dat de overheid “te vet” is, en dat er dringend een liposuctie van het ambtenarenapparaat nodig is. Eén ding wordt echter systematisch over het hoofd gezien: ons veel te uitgebreid alfabet. Het wordt hoog tijd om de taboes te doorbreken en het debat te openen over ons alfabet: maar liefst 26 letters, en dan nog eens allemaal in twee versies (hoofdletter en kleine letter), dat is echt te veel van het goede.

Het is naïef om te denken dat het alfabet “gratis” zou zijn. Het eerste leerjaar van het lager onderwijs zou drastisch kunnen ingekort worden als we onze kinderen niet zo'n oubollig obesitas-alfabet zouden moeten aanleren! Toetsenborden zouden veel minder knoppen nodig hebben, lettertype-ontwerpers zouden al die overtollige letters niet moeten tekenen, en ga zo maar door. Kortom: we moeten dringend ons obesitas-alfabet gaan rationaliseren.

Om te beginnen: het onderscheid tussen hoofdletters en kleine letters. Als we dat nu eens afschaffen, dan besparen we ineens de helft van de lettertekens, althans voor lettertype-ontwerpers en kinderen die leren lezen en schrijven. voor onze toetsenborden is de besparing minder groot, maar toch, de shift-knop (en vaak zijn dat er twee!) kan afgeschaft worden.

sommige letters zijn duidelijk compleet overbodig. neem bijvoorbeeld de “x”: eigenlijk is dat hetzelfde als “ks”, dus waarom daar speciaal een letter voor maken? een andere duidelijke kandidaat “eks-letter” is de “q”. de “q” wordt altijd gevolgd door een “u”, en samen is dat eigenlijk hetzelfde als “kw”. we kunnen dus gerust consekwent dergelijke infrekwente letters likwideren.

de “c” komt wat vaker voor, maar is eigenlijk altijd ofwel een “k”, ofwel een “s” (het spesiaal geval “ch” zullen we voorlopig nog toelaten, dat schaffen we straks wel af). hetzelfde voor de “y”: dat is eigenlijk altijd ofwel een “i”, ofwel een “j”. die twee letters kunnen we dus sistematisch en konsekwent eksekuteren.

sommige letters zijn in feite varianten van elkaar: een stemhebbende en een stemloze. we sommen ze even op: “b” en “p” (de bilabiale plosieven), “d” en “t” (de alveolaire plosieven), “v” en “f” (de labiodentale frikatieven), “z” en “s” (de alveolaire frikatieven), “g” (zoals in “gaan”) en “ch” (de velaire frikatieven), “g” (zoals in “guerrilla”) en “k” (de velaire plosieven). hier is duidelijk ruimte voor rationalisatie. laat ons enkel de stemhebbende versie houden, en de stemloze versie afschaffen en vervangen door de stemhebbende gevolgd door een “h”. aangezien de “g” obh dhwee verzhghillende manieren kan gebruikdh worden, moedhen we de “k” nog wel behouden omdadh er anderzh geen verzhghil meer zou zijn dhuzhzhen bijvoorbeeld “lughdh” (“de lughdh izh blauw”) en “lukdh” (“hedh lukdh niedh”) — en omdadh we “k” nodig hebben voor de ekzh-ledhdherzh “kzh” en “kw”. de “ch” kan eghdher ook een zhdhemloze bhozhdhalveolaire vhrikadhievh zijn (zoalzh in “chokolade”); dan zhghrijven we hedh alzh “sj”, ovh bedher gezegd, “zhj”. obh die manier kunnen we de “c” helemaal avhzhghavhvhen: vanavh nu zhghrijven we “zhidhroen”, “zhirkuzh”, “zhjokoladedhaardh”, enzovoordh.

zhdhemhebbendzhdhemloozhvervanging
bhlozhievenbilabiaalbpbh
alveolairdtdh
velairgk
vhrikadhievenlabiodendhaalvfvh
alveolairzszh
velairgchgh


de “w” (in hedh vhranzh: double v) izh eigenlijk gevvoon dhvvee v'zh na elkaar, duzh die ledhdher kunnen vve ook gemakkelijk avhzhghavhvhen. de romeinen hadden die dhrouvvenzh ook niedh. zij gebruikdhen bovendien (radhioneel alzh ze vvaren) de “v” ook alzh “u”, en de “i” alzh “j”, bijvoorbeeld “IVLIVS CAESAR”. alzh zii dadh allemaal nog konden lezen, dan kvnnen vvii dadh ook.

laadh onzh hedh daar, voorlobhig aldhhanzh, bii hovden kwa ledhdher-avhzhghavhvhingen. hier izh nog even, dher herinnering, een overzighdh van alle ledhdherzh en hvn evendhvele vervanging:

abcdefghijklmnopq(u)rstuvwxyz
zh/k/g vh i bhkw zhdhv vvkzhi/j


hedh nievvve alvhabedh dheldh nog zhleghdhzh 15 ledhdherzh, in bhlaadhzh van 26. dankzii die bezhbharing (medh maar lievhzhdh 42 bhrozhendh!) zal onze gezhghreven dhaal een zhdhvk evhvhizhiëndher vvorden. hedh zal mizhzhghien even vvennen vvorden, maar vve moedhen de ekonomizhghe realidheidh onder ogen dvrven zien: een obezhidhazh-alvhabedh medh 11 kombhleedh overdhollige ledhdherzh, dadh kvnnen vve onzh gevvoon niedh bhermidhdheren! deze bezhbharingen ziin dvzh broodnodig alzh vve een dvvrzaam alvhabedh vvillen, zodadh onze kinderen nog een dhoekomzhdh hebben. leve de voorvidhgang!


volgende vveek: vveg medh de arabizhghe zhiivherzh en al die overbodige leezhdhekenzh de romeinen gebrvikdhen die ook niedh vvie heevhdh er nv leezhdhekenzh nodig en abhardhe zhimbolen voor zhiivherzh vvadh izh me dadh voor arabizhghe mozhlim nonzhenzh vve kvnnen dhogh gevvoon ledhdherzh gebrviken vierendhvvindhig vvorddh duzh kzh kzh i v zo zhimbhel izh dadh en vvaaromeigenliiknogzhbhadhiezhgebrvikendadhizhalleenmaarbhlaadhzhverzhbhilling [Commentaar? Reageer via DWM]

(permlink) Evenwichtig akkoord

Na 5487 dagen onderhandelen is er eindelijk een regeerakkoord tot stand gekomen. “Het is een evenwichtig akkoord,” aldus formateur Di Wevo. We overlopen even de belangrijkste elementen uit het akkoord.

Eén van de meest opvallende veranderingen is de verhoging van de werkduur van 38 uren per week naar 168 uren per week. Volgens de vakbonden zou dat vooral de werkende bevolking treffen.

Balio Di Wevo: “We hebben het voor de zekerheid nog eens nageteld, en er gaan wel degelijk 168 uren in een week. Dat was vroeger ook al zo, dus in die zin verandert er eigenlijk niets. Bovendien is niemand verplicht om effectief de volledige 168 uren te gaan werken: als je een fulltime-job fysiek of mentaal niet aankan, kan je gerust bijvoorbeeld halftijds gaan werken, 84 uur per week dus. Natuurlijk moet je dan niet verwachten dat daar dan nog een volledig loon tegenover staat...”

Nog steeds volgens de vakbonden zou de maatregel ook kunnen leiden tot werkloosheid. Klopt dat?

“Hier slaan de vakbonden de bal grondig mis. Werkloosheid betekent niet werken, dus 0 uren per week. In het akkoord wordt er daarentegen juist afgesproken dat er méér uren gewerkt zullen worden! Ik begrijp dus niet wat hun probleem is! (lacht)

Wordt er geraakt aan de index?

“Helemaal niet. Het index-mechanisme blijft volledig bestaan. Wat we wel gaan doen, is de index terug in balans brengen. Zoals je wel weet, wordt de index berekend op basis van een indexkorf, waar zowel producten inzitten die duurder worden als producten die goedkoper worden. Alleen is de index momenteel niet in evenwicht: er zitten meer producten in de korf die duurder worden, dan producten die goedkoper worden. Daarom moet de indexkorf dringend herbekeken worden: producten die duurder worden moeten eruit, producten die goedkoper worden moeten erin. Op die manier kunnen we de index terug in balans brengen, om zo te voorkomen dat de spilindex nog overschreden wordt in de toekomst. Wij staan immers voor een duurzaam beleid, zonder verspilling.”

Een andere ietwat controversiële maatregel van het akkoord is de herinvoering van de kinderarbeid. Waar maakt men zich eigenlijk druk om, het is toch duidelijk dat de markten gerustgesteld moeten worden?

“Inderdaad. We moeten competitief blijven, en de economische realiteit is nu eenmaal wat hij is. De markten worden terecht boos, maar met dit akkoord zullen we de markten zeker terug blij maken. Merk trouwens op dat kinderarbeid niet verplicht wordt, maar enkel mogelijk wordt, op vrijwillige basis en mits goedkeuring van tenminste één van de ouders!

(diepe zucht) We moeten dringend af van het waanbeeld dat er zoiets bestaat als “gratis” onderwijs. Het is hoog tijd dat scholen hun leerlingen de échte kostprijs kunnen aanrekenen, zowel in het kleuter-, lager als middelbaar onderwijs. Dat gaat toch al gauw over zo'n 10.000 euro per jaar. Het is niet meer dan normaal dat we de schoolgaande jeugd dan ook toelaten om, als ze dat willen, zelf te gaan werken om hun studies te bekostigen. Dat is in feite een sociale maatregel, want anders zouden de ouders die kostprijs helemaal zelf moeten betalen!”

De voorhistorische vakbonden noemen het akkoord sociaal onverantwoord. Natuurlijk gaat het om conservatieve dinosauriërs die de broodnodige veranderingen willen tegenhouden. Zo sturen ze het land de afgrond in. Dit akkoord is echter wel degelijk sociaal verantwoord, nietwaar?

“Zeer zeker! We hebben het aloude principe gehanteerd: “de sterkste schouders dragen de zwaarste lasten.” Uit een wetenschappelijke studie is gebleken dat de bevolkingsgroep met de sterkste schouders de metaal- en spoor-arbeiders tussen 25 en 45 zijn. Bankiers en bedrijfsleiders blijken daarentegen gemiddeld genomen erg fragiele schoudergewrichten te hebben.

We hebben veel te lang vér boven onze stand geleefd. Bovendien komt de vergrijzings-tsunami op ons af! (opgewonden) Tegen 2050 zijn er, volgens onze berekeningen, voor elke werknemer, 8.374 gepensioneerden! (hyperventilerend) En tegen 2075 loopt dat zelfs op tot 3,8 miljoen gepensioneerden per werkende! Dat is niet meer houdbaar! We moeten dus dringend de pensioenen redden. De mensen worden ouder, dus het is normaal dat ze langer moeten werken. Een loopbaan van 50 jaar voltijds werken [168 uur per week, nvdr] moet de norm worden. Wie in de hangmat van een 38-urenweek wilt blijven liggen, die moet dan maar in verhouding langer blijven werken [221 jaar, nvdr] voor een volledig pensioen. Duurzame pensioenen zijn kostenneutraal: het gemiddeld pensioen moet verlaagd worden tot 0 euro. Wie langer gewerkt heeft, krijgt wat meer dan het gemiddelde; wie minder lang gewerkt heeft, krijgt wat minder en zal dus moeten betalen. Eerlijk is eerlijk.”

[Commentaar? Reageer via DWM]

(permlink) Overleggen is plezant

Op 2 december 2011 ben ik, samen met 80.000 anderen, gaan betogen tegen het regeerakkoord van Di Rupo. Spijtig genoeg denkt de vakbondstop blijkbaar dat één keer betogen wel zal volstaan, en dat ze nu via “overleg” het asociale besparingsplan wel zullen kunnen tegenhouden. Op de ACV-website lees ik bijvoorbeeld:
Na de betoging hadden de vakbonden een ontmoeting met formateur Di Rupo. Tijdens dit lange contact werden de vakbondsgrieven rond het regeerakkoord uitgebreid toegelicht. Na afloop verklaarde Luc Cortebeeck dat de formateur, die nog geen premier is, open staat voor een sociale benadering maar op dit moment rekening moet houden met de nieuwe regering die nog moet gevormd worden. Luc Cortebeeck benadrukte daarom dat deze betoging een signaal is naar alle betrokken politieke partijen. Hij onderstreepte ook het belang van de opening die met het contact werd gemaakt: er is eindelijk overleg mogelijk.
Met andere woorden:

Juni 2011

(permlink) Patattenontslag

Vandaag besliste mijn werkgever, de K.U.Leuven, om een collega van mij te ontslagen omdat ze had meegedaan aan de actie tegen genetisch gemanipuleerde aardappelen in Wetteren en achteraf weigerde haar steun voor de actievoerders in te slikken. Enkele bedenkingen.

1. Ik heb niets tegen onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek, integendeel. Het wordt gevaarlijker als dat zogezegd onafhankelijk onderzoek eigenlijk niet zo onafhankelijk is. De huidige wijze van financiering van het onderzoek rond GGO laat volgens mij geen onafhankelijk onderzoek toe. Dit onderzoek gebeurt in grote mate in opdracht van en op kosten van de grote agro-industrie. Bovendien zou ik wat er in het proefveld van Wetteren gebeurt niet echt onderzoek noemen maar eerder ontwikkeling en valorisatie (o.a. patent-aanvragen). Een proefveld triomfantelijk aankondigen met een spandoek “hier groeien de aardappelen van de toekomst”, dat klinkt niet alsof men nog onderzoekt of het überhaubt wel wenselijk is om GGO-aardappelen te gaan produceren.

2. Sommige actievoerders hebben in Wetteren schade aangericht aan het proefveld. Daarvoor riskeren ze juridische vervolging. Zij hebben daarbij recht op een eerlijk proces, en zijn onschuldig tot hun schuld bewezen is. Blijkbaar vindt mijn werkgever het niet nodig om het proces af te wachten.

3. De reacties vanuit de politiek en de rectoren zijn erg hysterisch, ze spreken van een “gewelddadige actie”, een “aanslag op het vrij onderzoek en op de vrije meningsuiting”, “hooliganisme”, enzovoort. Dat lijkt me allemaal nogal overdreven. Er zijn geen doden of gewonden gevallen, er zijn hooguit een aantal controversiële patattenplanten beschadigd. Als het weer had tegengezeten was de oogst misschien helemaal mislukt in plaats van voor 20%. De proef zal waarschijnlijk nog representatieve resultaten opleveren, dus uiteindelijk valt de schade nog wel mee. Vooral omdat ze de schade zullen verhalen op de actievoerders én ze 250.000 euro extra middelen krijgen van minister Lieten. Al bij al lijkt het me dat heel het incident meer oplevert voor de onderzoekers dan dat het ze kost. In elk geval is het duidelijk dat de actievoerders niet als doel hadden om het proefveld zoveel mogelijk te beschadigen, anders hadden ze hun actie wel 's nachts en onaangekondigd gedaan. Je kan de “vernielingen” eigenlijk hooguit mild vandalisme noemen. Ik keur dat natuurlijk niet goed, maar er zijn ergere dingen.

4. Volgens de Vlaamse rectoren verwerpt de Field Liberation Movement “zowel de wetenschappelijke methode als de democratische besluitvorming”. Dat lijkt mij niet correct te zijn. De argumenten van de FLM tegen GGO lijken mij rationele en wetenschappelijk onderbouwde argumenten te zijn, dus het lijkt me dat ze de wetenschappelijke methode hanteren maar blijkbaar tot een andere conclusie komen dan pro-GGO-onderzoekers. Over de democratische besluitvorming in dit land kan je veel zeggen, maar naar het schijnt zou 65% van de Belgische bevolking tegen GGO-voedsel zijn, dus het is maar de vraag of die democratische besluitvorming naar behoren functioneert als die goedkeuring verleent aan het proefveld. De keuze voor of tegen een industrieel landbouwmodel wordt helemaal niet democratisch gemaakt, en dat is juist waar organisaties zoals FLM zich tegen verzetten.

5. Het is bijzonder cynisch dat onze vice-rector het argument van de verdediging van de vrije meningsuiting bovenhaalt om te verdedigen dat er een onderzoekster wordt ontslagen omwille van het feit dat ze geen afstand wilt doen van haar woorden ter verdediging van de actievoerders. In feite wordt ze dus — in naam van de vrije meningsuiting! — ontslagen omdat ze (openlijk) een meningsverschil heeft met haar werkgever over de wenselijkheid van bepaalde actievormen.

6. Gaat vanaf nu elke K.U.Leuven-werknemer ontslagen worden die zich uitspreekt ter verdediging van activisten die protesteren tegen controversieel onderzoek? Moeten we nu voorzichtig zijn om te sympathiseren met dierenrechtenorganisaties die proeven op apen willen verbieden of boycotten? Mag een moraalfilosoof nog nadenken over de ethische aspecten van bepaalde medische ingrepen of proeven? Wat is het “verdedigen van geweld” eigenlijk? Zijn mensen die niet protesteren tegen de Belgische militaire interventies in Afghanistan of Libië eigenlijk ook niet impliciet geweld aan het verdedigen?

7. Aan de K.U.Leuven lopen nogal wat economen rond die te pas en te onpas in de media verklaren dat de overheid te vet is en dat er moet gesneden worden in alle uitgaven, inclusief gezondheidszorg, onderwijs en onderzoek. Als onze werkgever dan toch de wetenschap wil “redden” door zogezegd anti-wetenschappelijke onderzoekers te ontslagen, dan zou hij beter beginnen met die neoliberale pipo's. Uiteindelijk is er door het neoliberaal beleid van de laatste decennia al veel meer onderzoek verpest (of nooit uitgevoerd wegens gebrek aan middelen) dan door alle directe actie van anarcho-geitenwollensokken tesamen.

Zie ook het opiniestuk door Serge Gutwirth en Dirk Voorhoof hierover, de open brief van een aantal onderzoekers, en de reactie van Eric Corijn.

Verder terug